Gisteren, maandag 8-11- haalden we om 9.15 het anker op om zo'n 20 mijl verder te varen naar Isla Contadora. Maar zover zijn we niet gegaan. Toen we in de buurt kwamen van het eiland Isla Espiritu Santos, zag ik tot mijn verbazing een mast van een zeilboot. Toen ik even later nog een keer keek zag ik zelfs vijf masten. Dat was wel zò bijzonder dat we besloten om daar eens een kijkje te gaan nemen. Toen we langs een Duitse boot en een Canadees scheepje voeren werd er zo vriendelijk en vrolijk naar ons gezwaaid dat we besloten het anker voor vandaag daar te laten zakken.

Toen we bij Punta Aguja weg voeren was het de eerste paar mijlen uitkijken geblazen omdat er rotsen in de weg lagen. Het was laag water waardoor we verwachtten deze rotsen op tijd te kunnen zien. Rustig motorden we zonder enig probleem de baai La Punta Aguja uit ( Punt van de naald, of wordt er misschien rotspunt mee bedoeld?) waar wij twee nachtjes gelegen hebben tegenover het mini-dorpje Ensenada van ca. 100 inwoners.

Tijdens de trip naar La Punta Aguja twee dagen eerder hebben we de schrik van ons leven gehad ondanks dat we goed aan het opletten waren. We moesten met hoogwater deze baai in omdat er een zand-drempel voor lag van slechts 1 meter diepte bij laagwater. Omdat er halverwege doe doorvaart ook een rotsachtige ondiepte onder water moest liggen, waren wij zeer alert aan het varen.
Plotseling liep de diepte van 10 meter terug naar 4 meter en werden wij toch nog bijna verrast door het plotselinge opdoemen van de rots onder water.
Voordat ik gezien had waarom, maakte Peter een zeer scherpe bocht naar bakboord en trok het gas dicht. We misten daardoor op een paar meter een grote gele vlek net onder de oppervlakte; zo geel dat ik dacht dat het een zandbank was. Maar toen we de volgende morgen bij laagwater met de dinghy naar het dorp voeren zijn we er naar toe gevaren om het even beter te bekijken. Dat het geen zandbank was hadden we bij laag water vanuit de boot al kunnen zien omdat de rotsen hoog boven het water oppervlak uitkwamen. Er is hier een tijverschil van 4 tot 5 meter.
Het was een grote platte rots met daarnaast scherpe uitstekende rotspunten. Die stegen als tanden loodrecht uit het water omhoog. Als we hier bovenop gevaren zouden zijn dan waren we niet alleen met de kiel op de rots gelopen , maar we hadden ook de boeg tussen de hoog uitstekende rotspunten geparkeerd!
Een beetje onder de indruk en blij met de mazzel die we gehad hadden voeren we, nadat we er een stel foto's van gemaakt hadden, naar het dorp.

Aangezien de route naar het dorp, omdat het extra laag water was vanwege een springtij van 5 meter, geheel droog lag en bezaaid was met rots en riffen, voeren we naar een mooi strandje links van het dorp. We legden de dinghy vast met het paraplu-ankertje en wandelden naar het dorp waar we wat mannen onder een afdakje op een soort leugenbankje zagen zitten en in hangmatten liggen. Vrouwen waren niet te bekennen. We liepen er naar toe en maakten een praatje met deze mannen die ons bijzonder vriendelijk te woord stonden.
Peter vroeg of er een winkeltje was en ze wezen dat er precies achter onze rug een winkeltje moest zijn. Er was een soort doorgeef-luik aan de voorkant.
Veel was er niet te koop. Maar ze hadden eieren en zakjes gedroogde bonen, sinaasappelen en limoenen (voor de Gin en Tonic) en wat blikvoer. Om de winkelier te plezieren kochten we ook maar een paar blikjes gemengde groenten en gedroogde bonen. We waren wel blij met de eieren en het fruit. Toen wij even later door het gehuchtje wandelden kwam er een meisje naar ons toe en zei dat haar moeder parels te koop had. Wij mee natuurlijk.
Maar helaas, het was niet veel. Je moest tien keer kijken wilde je ze zien, zò klein waren de pareltjes. Niet echt de moeite waard dus. Na 10 minuten hadden we elk straatje en huisje gezien en besloten naar de boot terug te varen. Daar aangekomen draaide de stroom en werd het langzamerhand weer hoog water en met het draaien van de stroom kwam er een vuilnisbelt langs gedreven. Plastic flessen,plastic zakken, schoenen, slippers, vuilnisbakken, emmers en afvalbakjes. Je zou er een grote krater mee kunnen vullen. Echt vreselijk!! Zelfs een kadaver van een grote schildpad dreef stinkend voorbij. Maar dat is toch anders; op de stank na dan. Dat behoort meer tot natuurlijk afval zoals takken, blaadjes en kokosnoten. Al hoewel je van een voorbij drijvende kokosnoot best wel kunt schrikken omdat ze vaak op een hoofd lijken.
Het schijnt dat deze vuile troep zeer uitzonderlijk is. Twee à drie keer per jaar is er een bijzonder hoog springtij. En het vermoeden is dat dit hoge tij eergisteren alle stranden rond de baai van Panama heeft schoon gespoeld waarna het spul met de noordenwind naar o.a. de Perlas eilanden is geblazen.
We zijn met een man of tien aan het ruimen geweest op Isla Espiritu Santos en hebben zo veel mogelijk verbrand. Maar dat was dan alleen ons strandje. We vonden ook zeeschilpadden tussen al dat drijfvuil die volkomen versuft waren. Waarschijnlijk eten ze al die met water gevulde plastic zakjes en plastic doppen omdat ze denken dat het kwallen zijn. Een triest voorbeeld van de wereldwijde vervuiling. We hebben dit nog nooit zo erg meegemaakt. De lokale mensen gooien ook gewoon alle troep in het water. Het eind van de dag hebben we een genoeglijk happy hour aan boord van Pacific Blue gehad met Wolfgang, Uti, Liz en Terry. Het leuke was dat Wolfgang en Uti perfect Nederlands spreken, omdat Wolfgang vijf jaar voor de NATO in Den Helder gestationeerd was geweest als hoofd van het munitie-depot. Ze moesten na vijf jaar met spijt terug naar Duitsland.

Al vroeg ging de volgende morgen het anker op. Nu gingen we echt naar Isla Contadora. Ook al omdat Peter via de korte golf gesproken had met Jan, de schipper van de Witte Raaf. Even later kwam ook Ria van een ander Nederlands schip, de Talagoa, nog even op de lijn. We spraken af dat we de beide schepen op Isla Contadora zouden ontmoeten.
Na een paar uur gevaren te hebben gingen wij niet ver van deze twee schepen ten anker. We lagen daar uitstekend, dachten we. Lekker rustig, weinig swell. Totdat we, na een wandeling en een paar Heineken pilsjes, terug kwamen aan boord. De Noordenwind was toe genomen tot windkracht vijf en ons lekkere rustige plekje was niet meer zo lekker rustig.
Tot middernacht hebben we aardig liggen stampen. Maar door het grote gewicht van de ketting kwamen er geen grote rukken aan het anker. Het gewicht van de ketting hangt door en dempt de beweging.
Om 06.30, kwam Peter zijn bed uit en ging koffie zetten. Hij maakte tamelijk veel kabaal in de hoop dat ik er wakker van zou worden.
Van zoveel kabaal moet dat natuurlijk wel en om 06.45 ging het anker op. En op dit moment woensdag 10 november zijn we op weg naar Panama en hebben nog 12 mijl te gaan. We/Ik kijk(en) er naar uit om een poosje in de bewoonde wereld te zijn. Panama City, is booming!

Now, Panama City, here we come and show it to us!!!

Liefs en groetjes van Paula en Peter.