Van Caleta Horno naar Stateneiland!
. De route tussen de Rio de la Plata en Cabo San Diego, het uiterste zuidoosten
van het continent, wordt zonder overdrijving beschouwd als de moeilijkste die een
jacht kan tegenkomen. Een lange lijst van wrakken, ongelukken en pech, nog versterkt
door de tijd, kan niet anders doen dan het ongemakkelijke gevoel versterken dat
een zeiler heeft wanneer hij Mar del Plata verlaat.
Dit is een citaat uit een der vele naslagwerken over de route naar het zuiden. We
hebben het jullie maar niet laten lezen voor we aan dit spannende stuk oceaan begonnen.
Een ander citaat uit de zeil-Bijbel van Jimmy Cornell:
Van September tot Juni kan men er zuidooster stormen verwachten vergezeld van
regen en hoge golven. Deze wind brengt ook vaak mist. Een zeer dichte mist kan ook
voorkomen bij noordwesten winden langs het zuidelijke gedeelte van deze kust. In
warmer weer kan er onweer en bliksem voorkomen bij noordelijke en westelijke winden.
Noordelijke stormen worden vergezeld van een volledig bewolkte hemel, nevel en kleine
wolken hoog in de lucht. De wind neemt geleidelijk toe tot storm. Aan de andere
kant nemen de zuidelijke winden veel sneller toe tot storm en zijn veel heftiger.
Een teken van aankomend slecht weer is een grote massa zware bewolking aan de zuidelijke
horizon.
De meeste zeilers, en ook wij, vertrekken uit Mar del Plata met een onbehaaglijk
gevoel. Om niet te zeggen met een knoop in de maag. Het weer naar het zuiden is
onbetrouwbaar en kan snel omslaan. De depressies zijn heftig en beschutting is er
bijna niet langs deze kust van ongeveer 1500 mijl. Goede weerberichten zijn er niet
en Navtex werkt hier ook niet. Daar komt bij dat er vrijwel geen mogelijkheden zijn
om reparaties te laten uitvoeren. Je bent grotendeels op jezelf aangewezen voor
minstens een week vier/vijf. Veel jachten doen er nog veel langer over. Die tijd
heb je wel nodig als je dit stuk in etappes doet en niet te zwaar weer wilt tegenkomen
zoals de meeste jachten.
Wij zijn zeven maart vertrokken uit Mar del Plata en op 27 maart ankerden we in
Caleta Hoppner op Stateneiland. We hebben het dus snel gedaan en we hebben ook vrij
veel geluk gehad met het weer. We hebben tot de laatste dag blauwe luchten en zon
gehad als we op zee waren. En de laatste week hadden we er lekker een vrolijk stralende
maan bij s nachts. Maar dat is achteraf gepraat. Op een gegeven moment moet je
besluiten om te gaan op het meest gunstige moment en dan incalculeren dat je toch
een depressie over je heen krijgt. Of dat de windrichting ongunstiger uitkomt dan
je gehoopt had. Het is namelijk onwaarschijnlijk dat je een periode van zes of tien
dagen treft met alleen gunstig weer. En voor ons is het: Hoe langer je wacht, hoe
moeilijker het wordt. Hoewel we er net als iedereen behoorlijk tegen op zagen,
hebben we op een gegeven moment tegen elkaar gezegd: We hebben een van de meest
geschikte schepen voor dit gebied en we hebben op de Noordzee ook verschillende
keren zwaar weer meegemaakt. We proberen het zo slim mogelijk aan te pakken. En
als we dan toch een keer verkeerd uitkomen moeten we de afstraffing maar ondergaan
en wachten tot we weer verder kunnen zeilen. Eerlijk gezegd was dat wel een manier
om elkaar moed in te praten, hoor.
Hoe het eerste stuk tot Caleta Horno is verlopen hebben jullie kunnen lezen in de
flessenpost onder Mooi gemazzeld. Hoe het in Caleta Horno was lees je onder Zwemmen
met Pinguïns. En de voorbereidingen voor dit gedeelte van de tocht lees je in Het
laatste grote stuk.
We vertrekken.
Op 22 Maart moest het dan eindelijk gaan gebeuren. De voorspellingen waren niet
onverdeeld gunstig maar het leek er op dat de perioden met tegenwind niet al te
heftig of lang zouden zijn. Om halfacht s morgens waren we buiten. Er stond bijna
geen wind en de zee was gedurende de nacht redelijk bedaard. We waren genoodzaakt
om te beginnen met de motor bij. Als we de avond tevoren waren vertrokken zouden
we waarschijnlijk de hele nacht hebben moeten motorren bij gebrek aan wind en tegen
de nog niet bedaarde, hoge golven van de zuidenwind hebben moeten opboksen.
Aan de andere kant wilden ook zo vroeg mogelijk vertrekken omdat er na vijf dagen
weer een depressie aan zat te komen met harde wind.
Als je nu het logboek naleest zie je een grote hoeveelheid van zeilwisselingen.
Van windstil tot 35 knopen. Gelukkig hadden we slechts af en toe lichte tegenwind.
Na anderhalve dag moesten we beslissen om het laatste stuk rechtstreeks te gaan
of langs de kust. Rechtstreeks was ruim honderd mijl korter maar we waren er niet
zeker van of we voor de harde zuidwestenwind aan zouden komen. Die zouden we dan
op de neus krijgen. Ik had een overzichtkaart gebruikt om de verwachte vaartijden
en de bijbehorende windverwachtingen per twaalf uur op aan te geven.
We besloten dus om bij de kust te blijven en op die manier zouden we vanaf Cabo
Virgines (de ingang van Straat Magellan) de harde wind van opzij of schuin achter
hebben. Het betekende natuurlijk wel dat we dan ook de hele depressie over ons heen
zouden krijgen.
We zeilden overigens uitstekend de eerste paar dagen en op avond van de 25ste begon
de wind toe te nemen uit het westen. We liepen constant als een speer. Meestentijds
maakten we ruim acht knopen waardoor de ene keer de grondsnelheid aan de tien knopen
kwam maar een paar uur later weer minder dan vier door vloed- en ebstromen. Dat
moet je dan maar gelaten accepteren. De laatste 24 uur zijn behoorlijk zwaar geweest.
Tot onze teleurstelling was de zee toch erg ruw ondanks dat we vrij dicht onder
kust zaten (10 tot 20 mijl). Het klotste alle kanten op. Dit kwam waarschijnlijk
deels doordat de wind westelijk was en dus niet echt vanaf het land kwam. Bovendien
wisselde de windrichting nogal waardoor de golven door elkaar heen gingen lopen.
De omstandigheden waren zeer wisselend en we zijn constant bezig geweest met zeilwisselingen.
Voor het eerst hebben we met drie reven gevaren en dat was niks te weinig zeil,
hoor. We liepen nog steeds acht knopen of meer. Het schip deed het fantastisch maar
het was erg vermoeiend. Tot die laatste dag hadden we steeds erg goed kunnen slapen.
Als de wind niet al te hard was en niet teveel op de kop dan sliepen we alsof we
voor anker lagen. Binnen was het dan heel erg rustig. Onder het dekhuis was het
wat rumoeriger en buiten ging het behoorlijk tekeer. We waren dan ook behoorlijk
fit toen we aan de laatste loodjes moesten beginnen. We hadden het gevoel alsof
we in een wasmachine zaten. We werden constant door elkaar geschud.
Bij het naderen van Cabo San Diego (De oostelijke punt van Vuurland en de ingang
tot Straat Le Maire) werd het weer steeds onaangenamer. De hemel betrok en donkere
buien vormden zich in de richting waar wij heen moesten. Het was s nachts al een
paar dagen koud trouwens. We zaten we op wacht met een dikke slaapzak om maar dan
was het goed uit te houden.
We kregen steeds meer stroom tegen dus we hielden flink veel zeil bij om op te schieten
maar dat maakt het zeilen wel hectisch en vermoeiend. Het is onvoorstelbaar hoe
Pacific Blue zich er doorheen sloeg. We hebben geen moment het gevoel gehad dat
we in gevaar waren of te grote risicos liepen. Regelmatig werden we opzij gegooid
met het zijdek onder water.
Na het op ruime afstand passeren van Cabo San Diego (vanwege gevaarlijke golfvorming
en stromingen rond die kaap) moesten we nog dertig mijl naar Stateneiland. Op de
een of andere manier hadden we steeds stroom tegen zodat we maar vier knopen grondsnelheid
maakten. Aangezien het weer inmiddels volkomen grauw, koud en troosteloos was maakte
dat de laatste uren nogal frustrerend. We wilden er zijn er lekker uitrusten en
slapen. Het was inmiddels 19.00 uur.
Bij zonsondergang lag Stateneiland verscholen in zware regenbuien. En we hadden
nog vijf uur te gaan. Ik moet toegeven dat ik (Peter) behoorlijk gefrustreerd was
dat het zo slecht opschoot.
Maar bij de laatste zonnestralen ontstond een mooie regenboog die ons precies de
weg wees waarheen we moesten gaan.
Uiteindelijk konden we rond middernacht Cabo San Antonio ronden. In de luwte van
deze kaap van Stateneiland werd de zee rustig en konden we wat ontspannen. Het kruisen
van de beruchte Straat Le Maire viel trouwens ontzettend mee. Aangezien we daar
geen beschutting van Vuurland meer hadden, verwachtten we een hoge zee, opgezweept
door de harde zuidwesten winden. Maar tot onze verrassing werden de golven ronder
en regelmatiger. Het werd juist minder oncomfortabel.
Na het passeren van Cabo San Antonio moesten
we nog wel een uur varen tot de ingang van Puerto Hoppner. Door de zware bewolking
hadden we weinig nut van de maan en dat was voor de aanloop extra lastig. Het leek
alsof we ontzettend dicht bij de rotsen voeren. s Nachts zijn afstanden erg moeilijk
in te schatten. Doordat de toppen van Stateneiland tot 800 meter hoog zijn leken
ze dreigend dichtbij. Maar de elektronische kaart en de radar vertelden ons hoe
het echt was.
Vlak voor het binnenvaren werden we nog even opgeschrikt door een luid geblaas naast
de boot. We konden niets zien maar het waren waarschijnlijk walvissen.
Het binnenvaren van de buitenste baai waar
we voor de rest van de nacht zouden ankeren was weer erg spannend. Maar volgens
Paula niet zo spannend als het doorvaren van Canal Leones in het pikkedonker.
Het leek allemaal zo klein en donker dat we het idee hadden dat we er niet goed
voor anker konden liggen zonder tegen de wal aan te waaien. In het midden was het
30 tot 40 meter diep dus dat was geen optie. We moesten in een hoek dichtbij de
oever ankeren. Er wordt aangeraden om een lijn op de wal te zetten zodat je niet
rondzwaait. Maar onze Zodiac was nog niet opgepompt en daar hadden we om twee uur
s nachts ook weinig zin in. Bovendien hoorde Paula een raar gebrul uit de bosjes.
Bij de tweede poging vonden we een plek met
15 meter diepte. We mikten er vijftig meter ketting uit en bij het achteruitslaan
bleek dat we net vrij bleven van de oever die vergeven was van de grote waterplanten(kelp).
Toen hadden we wel een Gin en Tonic verdiend en daarna een heerlijke warme douche
en naar bed. Mensen wat is dat heerlijk om onder het dikke dekbed bij elkaar te
kruipen in een stilliggend bed. We sliepen als rozen en de volgende morgen stonden
we verkwikt weer op. En de baai leek wel tien keer zo groot. Er had een hele vloot
kunnen liggen en wij lagen helemaal in het uiterste hoekje. Wat verkijk je je daar
toch steeds weer op.
Het landschap is adembenemend. Dit is waar ik (we) jaren naar uit gekeken heb(ben).
Stateneiland beantwoord volledig aan de verwachtingen die ik(we) er van had(den).
Het was ons bekend dat er al een schip ligt in Caleta Hoppner. Het is de catamaran
Sposmoker.Dat is Oost-fries voor Spassmacher. Wat dan weer pleziermaker betekent.
We zijn eerst met de Zodiac naar binnengevaren om de smalle doorgang te bekijken
en of er niet teveel stroom stond. Af en toe staat er een soort stroomversnelling
door eb en vloed. Het is inderdaad maar een meter of tien breed maar het schijnt
voldoende diep te zijn. We voeren door naar de Sposmoker en maakten vast kennis
met Jürgen en Alice. Jürgen maakte vast wat lijnen voor ons vast aan een paar bomen
zodat we straks gemakkelijk kunnen ankeren en afmeren.
Daarna weer het hele eind terug met de Zodiac en de lange lijnen klaargelegd. Toen stuurde Paula ons door de smalle doorgang naar de binnenbaai. We gooiden het anker op een diepte van een meter of vier. Toen ik keek waar het anker lag werd ik bijna duizelig omdat je vrijwel tot de bodem kon kijken. Het water is glashelder. Jürg hielp ons met de lijnen vast maken en binnen korte tijd lagen we op een van de meest beschutte plekjes die je je kan voorstellen tussen hoge steile bergwanden. Er viel een last van ons af. Wat een ontspanning na deze laatste weken. Daar willen we niet stoer over doen, hoor. We waren opgetogen en trots over deze prestatie.
Het landschap heeft iets prehistories. Het
moet hier nog net zo zijn als miljoenen jaren geleden. Er wonen geen mensen en de
enige passanten zijn af en toe een paar zeilers. Het is ook dit jaar slechts een
handje vol boten dat deze reis maakt en we zijn er best trots op dat we het zover
geschopt hebben.
Even later dronken we koffie bij Jürg en Ali en bleven praten tot het eind van de
middag. Wat deze mensen allemaal uitgehaald hebben in hun leven en ook nu met hun
catamaran. Daar zijn wij maar beginnelingen bij. Zo hebben ze 15 maanden op Spitsbergen
overwinterd. Maar ze proberen wel altijd om harde wind te vermijden. Ze zijn al
maanden onderweg op het stuk waar wij 20 dagen over hebben gedaan. Ze kunnen met
hun diepgang van 60 cm bijna elke riviermond in en wachten dan weer tot ze goed
weer hebben voor een volgend stukje varen.
Paula zal hier wel wat uitgebreider op ingaan en ook meer over het dierenleven e.d.
vertellen in een mail van haarzelf.
Peter en Paula
Bijzonderheden voor deze trip:
Van Mar del Plata naar Staten Eiland.
Paula's indrukken over dit traject.
Lieve allemaal,
Het heeft even geduurd voordat we weer in de gelegenheid waren om te mailen. Soms
konden we geen verbinding krijgen. En op zee kwam er ook niet veel van.
We hebben echter een heel goede tocht achter de rug, zoals jullie wellicht gelezen
zult hebben. We zagen er allebei wel een beetje tegenop. De roem van deze omgeving
is ons natuurlijk altijd al vooruit gegaan. Je weet dan wel waar je aan begint,
maar het maakt het wel extra moeilijk om een veilige plek te verlaten.
Toen we Mar del Plata verlieten, hadden we een mooi-weer window voor een dag of
vijf. Maar al na een dag, in de buurt van het plaatsje Necochea, bleek dat we forse
tegenwind zouden krijgen. Daarom zijn we daar binnen gelopen. Achteraf was dat heel
leuk. Er was langs het strand, aan de monding van de rivier, een grote kolonie zeeleeuwen.
Dit was voor ons de eerste keer, dat we er zoveel bij elkaar zagen én van zo dicht
bij. Het bleek ook een heel leuke badplaats te zijn met mooi strand en een gezellige
boulevard en leuke winkelstraten. Dus achteraf was het helemaal niet vervelend om
daar even halt te moeten houden. Maar ja, dan moet je toch weer uitvaren. Maar we
hadden zulk een mooi weer; goede wind de hele dag zon. Na twee dagen varen was er
weer een mogelijkheid om te stoppen in San Blas, maar de weerberichten waren nog
steeds erg goed. Daarom besloten we door te varen. Het ging allemaal wel hard maar
ook zo goed. Ik voelde me heel lekker en hoefde niet eens a.d. (Belgische) pil!
Na een dag of vier kwamen we midden in de nacht in de buurt van onze geplande stopplaats;
Caleta Horno. "Daar moet je echt geweest zijn" :hoorden wij van andere zeilers.
En dat was ook zo.
Maar eerst moesten we nog door een kanaal tussen twee eilanden door. Wind tegen
stroom, m.a.w. extra lastige golven en ook nog eens pikkedonker, n.l. geen maan.
We kwamen maar heel langzaam vooruit. Ik vond het eng! Het was zo smal, en in het
donker leek het nog smaller. De elektronische kaart en de radar zijn daarbij dan
wel van onschatbare waarde. Op een gegeven moment toen we door het kanaal waren,
moesten we de ingang naar een baai vinden. Ik zou het nooit in mijn eentje gedurfd
hebben. Ik dacht echt dat er geen opening zat en dat we op de één of andere rots
zouden varen. Peter, kom nou kijken, ik zie niets hoor. En dan zei Peter, maar je
ziet toch wel dat het daar rechts donkerder is en daar lichter. En opeens zaten
we in een grote baai. Daar hebben we voor de rest van de nacht het anker uitgegooid.
En de volgende morgen zijn we Caleta Horno binnen gevaren; een prachtig baaitje,
midden tussen de kale rotsen. Daar kun je echt niet in het donker naar binnen. Het
is er heel ongerept en ruig. Je kunt er bijna een speld horen vallen. In de week
dat we er gelegen hebben, hebben we één keer mensen gezien. Er kwam een grote rubberboot
binnen varen met leuke (jonge) mensen: biologen. Zij waren op zoek naar pinguins-olie-slachtoffers.
Voor de rest hebben we het met elkaar moeten doen, en hebben we zelfs twee keer
gezwommen (koud!!!) en een paar leuke wandelingen gemaakt. Daarbij hebben we schaapskuddes
en guanaco's (lama's) opgeschrikt. Die beesten wisten niet wat ze zagen. Eng, mensen,
wegwezen.
Na een week kwam er weer een redelijk weerwindow en moesten we dit veilige plekje
verlaten En nu kregen we het moeilijkste en het langste stuk voor onze kiezen. Maar
ook dit keer hadden we weer mazzel. We hadden, op de laatste dag na, weer elke dag
zon en een stralend blauwe lucht. En 's nachts volle maan. Alleen was de wind af
en toe een beetje ongedurig. Dan weer heel zacht, of tamelijk hard tot héél hard.
Soms een poos uit het zuiden, later weer west, of zuidwest. Dat was wel vermoeiend.
Rif erin, rif eruit. Of de genua te loevert op de spinnaker-boom. En soms moesten
we een paar uur later weer gijpen, de boom natuurlijk naar de andere kant. Peter
staat dan aardig op dat voordek te balanceren. Wel met zwemvest en aangelijnd hoor!
Ik ben dan wel blij dat hij dat doet. Want dat gehannes met die grote boom vind
ik niet prettig. Een rif leggen in flinke golven en wind vind ik niet erg. Hoewel
Peter er een hekel aan heeft als ik het doe. Hij is altijd bang dat ik val of me
bezeer, of nog erger overboord ga. Nou dat ga ik echt niet hoor.
De laatste 30 mijl leek het of het zonnige weer ons ging verlaten en dat we echt
slecht weer zouden krijgen. Er kwamen enorme donkere wolken aandrijven. Ik had verwacht
dat daar een hoop ellende uit zou komen. Maar dat viel gelukkig heel erg mee. Wel
waren we steeds druk bezig met reven en ontreven. Maar dat houdt je van de straat,
niet waar?
En ook nu weer kwamen we midden in de nacht aan. Maar dit keer was het veel overzichtelijker
dan bij Caleta Horno. Alleen moesten we nu op een gegeven moment na een uitloper
van een rots-eiland meteen rechts af de hoek om. En daar voer je dan via een smalle
doorgang een andere baai in. Het was echt uitkijken geblazen, want aan je linker
hand lag ook nog een flinke rotspartij. En toen we dat baaitje in voeren leek het
zo klein, dat we eigenlijk dachten dat het te klein was om te ankeren. Maar in de
Pilot staat dat je daar en daar je anker uit moet gooien enz. enz. Dat hebben we
dan ook gedaan. En de volgende morgen toen het licht was,bleek dat het veel groter
was dan het er 's nachts uitgezien had.
Met de dinghy en gewapend met lange lijnen om aan enkele bomen te bevestigen zijn we toen naar de baai gevaren waar we definitief het anker voor enige dagen zouden laten vallen; Caleta Hoppner. Hier lag al een catamaran, de "Sposmoker", met Alice en Jürg. Jürg kwam meteen een handje helpen met het vast voorbereiden van de lijnen aan de wal. Toen alles klaar was zijn we Pacific Blue gaan halen. Die heb ik vakkundig door de smalle doorvaart gestuurd. Ik voelde het wel een beetje in m'n knieën. En nu liggen we alweer twee dagen in een bijzonder soort paradijsje. Het is echt heel bijzonder. Dit gebergte zal wel heel erg oud zijn. Want hier zijn de rotsen begroeid met bodembedekking, struiken en bomen. Alleen het hogere gedeelte is kaal. Het water hier is glashelder en als de zon er niet op schijnt is het water inktzwart. Je kunt op zo'n 4 á 5 meter diepte stenen zien liggen. Jammer genoeg is er weinig dierenleven te ontdekken. Op een paar wit/zwarte en zwarte cormorants na. En twee eend-achtigen. Eentje daarvan is spierwit. Heel veel is er hier niet te doen. Een dezer dagen willen we een van de bergen opwandelen. Nou ja, wandelen....? Klimmen en klauteren. Dat is geloof ik de enige wandeling die je hier maken kunt.
Tot op heden hebben we ons nog helemaal niet
verveeld, zelfs ik niet. Ik ga zo langzamerhand wennen aan het weinig/niets doen.
Hoewel niets doen. Ik ben aardig bezig met koken en bakken. Lees veel en tracht
Spaans te leren. Vandaag heb ik pudding broodjes gebakken. Vorige week heb ik een
krentenbroodje gebakken en van die platte broodjes, die Shasi maakte. We hebben
jammer genoeg geen verse groenten meer. Alleen nog wat uien en aardappelen. Voor
de rest hebben we eten genoeg om het nog weken uit te houden. Vers fruit en groente
zou wel lekker zijn. Maar dat komt wel weer zodra we in Ushuaia zijn.
Wat een eind is het geworden hé? En het meeste hadden jullie al gelezen natuurlijk.
Want Peter heeft ook al het e.e.a. verstuurd. Maar het rolde zo maar uit mijn vingers.
Lieve schatten, nogmaals, van ons een paar stevige kussen.